Een vermenging van op het eerste gezicht immiscibele thematiek: mijn gezinsachtergrond, kille materialen en moeder, huishoudapparatuur en mentale verlichting. Leg je yogabroek terug in de kast, trek een Snuggie aan, en eet je chips uit een kommetje in plaats van de zak. Maak je klaar voor een verhaal waar een vierdejaars padvinder nog geen touw aan vast kan knopen. 

Spaceshuttle ‘Two-under1-R.O.O.F.”

Mijn ouders komen niet van deze planeet. Het zijn twee wezens die in hun spaceshuttle Two-Under1-R.O.O.F. tijdens hun ruimtereis uit koers zijn geraakt. Ze zijn toen beland op een planeet die voor driekwart uit water bestaat, maar stug aarde wordt genoemd. Geen wonder dat ze hier niet kunnen aarden, grap ik altijd. Laat me je voorstellen aan mijn moeder. 

Mijn moeder heeft een afschuw van kledingcocktails met kunststof en katoen. Deze twee textiele grondstoffen mogen nooit in één adem genoemd worden. Laat staan gedragen.

In mijn basisschooltijd had je geen aanzien zonder een voetbalshirt van je favoriete club. Ajax, Arsenal, Feyenoord, Barcelona en Real Madrid shirts sierden het schoolplein. Als je door je oogharen keek kon je jezelf best een Championsleague wedstrijd in Madurodam voorstellen, waarbij een juffrouw uit groep 7 de indeling van de teams had gemaakt. 

Natuurlijk kon je als klein mannetje niet achter blijven. Jouw positie als jongetje in de basisschoolhiërarchie hing af van het aantal voetbalshirts dat je bezat. Je mannelijkheid werd erdoor bepaald. Wie geen kleur bekende was gedoemd om met de meisjes te spelen. Mijn moeder geloofde helaas niet in deze ‘onzin’. Net als mijn vriendjes een voetbalshirt van mijn favoriete voetbalclub kopen? Vergeet het maar. “Dat is van die vieze zweetstof” zei ze, als ik met mijn pruillipje een F.C. Barcelona shirt onder haar neus hield. Ze was onverbiddelijk.

Zo ook met andere kledingstukken. Sokken moesten – en moeten nog steeds – voor minimaal 90% uit katoen bestaan. Polyester is uit den boze. Schoenen bijvoorbeeld mogen uitsluitend van leer gemaakt zijn. Een leren binnenkant is een minimale vereiste. Althans, als ze een goede dag heeft. Ze lijkt het met haar ogen te kunnen ruiken en met haar neus te voelen. 

Als ik met kunstlederen schoenen het huis in durf te stappen kan ik mezelf maar beter voorbereiden op de wind van voren. Waarom heb je nou weer van die smerige zweterige neppers gekocht?’ zegt ze dan. ‘Je gaat toch niet met van die polyester armoe aan je voeten lopen’.

Eigenlijk is mijn moeder een soort undercover hippie. Maar dan eentje die organische keuzes maakt vanuit een hygiënisch georiënteerd gedachtegoed. 

Deze conclusie zou je trekken, totdat je kennis maakt met de spaceshuttle waarin deze incognito aliën verblijft: het ouderlijk huis. Bijna alles is gemaakt van kunststof. Van stoelen tot kastjes tot tafels tot lampen. Polyurethaan voert de boventoon. Alles is compleet gehuld in een hoogglans witte laklaag, afgewisseld met hier en daar wat roestvrijstalen elementen.

Toch geen hippie dus. 

Kleur is er ook nauwelijks te bekennen. Voor een PVV-aanhanger zou de hoeveelheid wit in dit huis utopische vormen aannemen. De enige kleur die aanwezig is is het donkergroen van stekelige cactussen. Maar zelfs van deze cactussen is 50% wit en gemaakt van polyurethaan.

Om te compenseren voor alle agressieve stekelige elementen, liggen er door het hele huis fluweelzachte vachten. Mijn ouders bieden onderdak aan een kudde dieren ter grootte van minstens twee kinderboerderijen uit Zambia. Wel makkelijk dat al deze dieren niet meer leven. Geen omkijken naar. Lekker makkelijk in onderhoud. 

Kunsstof, witte hoogglans lak, roestvrijstaal en stekels. Het is een huis dat de potentie heeft om sci-fi films vintage te laten lijken. Futurisme dekt de lading niet.

Het is futuristischer dan Stephan Hawking die Bad en Bouje achterstevoren zou rappen terwijl hij wint van Usain Bolt op de 100 meter sprint. Alleen bij Stephen Hawking zouden er nog hordes tussen staan. En hij zou Yeezy’s dragen. 

De conclusie die men hieruit kan trekken is dat in deze betonnen box niets voldoet aan de verwachtingen. In dit huis wordt er niet geleefd. Vorm staat boven functie. Dit is geen huis om na het werk gezellig op de bank te ploffen met een Xenos mok waarop “home is where the heart is” staat. Tenzij het een rvs mok zou betreffen waarin de tekst “Ik voel me thuis als ik mijn niet kloppende hart hoor galmen door de woonkamer” gefreesd zou zijn .

Alles straalt een alleen-kijken-niet-aankomen-filosofie uit. Mocht je in de verleiding komen toch iets aan te raken, dan laat je een onloochenbaar spoor achter dat direct te herleiden is naar jouw eigen vette klauwen. 

Vaatwasser

Dat brengt mij bij het punt ‘leefbaarheid’. De voorpagina van een minimalistisch magazine over binnenhuisarchitectuur zou schrikken van het gebrek eraan in dit huis. Bij het ontvangen van vrienden galmt de ‘kom binnen’ nog 7 keer na. Alleen Maikel J. Fox-De Boer (kruising tussen die gast van Welcome to the Future en onze eigen nationale kale relstylist Mike the Farmer) zou hier stylingsadvies kunnen geven. Een fles Dettol desinfecterende vloeibare handreiniger zou zich in dit huis een vies gebruikt Aleppozeepje voelen –  zo’n zeepje dat met van die barsten erin, dat naar olijfolie ruikt en gemiddeld dezelfde levensduur heeft als een Bonsaiboompje. En waar ook evenveel mos op groeit. 

Klinisch verantwoord ingericht pap en mam. Dat moet ik jullie wel nageven. 

Te midden van al deze futuristische overdaad vindt men iets onverwachts. In een huis dat meer glimt dan een willekeurige porseleinkast op een woonwagenkamp valt er iets uit de toon. Op het glanzende natuurstenen aanrechtblad in de keuken staat een stapel vieze borden, bestek en bekers. Deze vuile afwas staat hier niet zonder reden. Hij staat hier omdat er een element in deze keuken ontbreekt dat tegenwoordig onmisbaar is in ieder modern huishouden:

een vaatwasser.

“Waarom niet?” vraag ik aan mijn moeder.

“Dat heb ik niet nodig. Ik heb het altijd met de hand gedaan. Waarom wel…?” Moeders zijn altijd goed in het terugkaatsen van vragen.

“Maar het is toch fijn zo’n toverdoos in huis te hebben die vuil laat verdwijnen als verreden bruine sneeuw op een mooie zonovergoten middag? Het enige dat je nodig hebt is een blauw met wit gestreept kubusje en een deur die verticaal scharniert. De toverdoos doet de rest. Een kind kan de afwas doen!”

“En toch heb ik het niet nodig. Afwassen met de hand is in een handomdraai gebeurd. En by the way, kan jij niet beter je kamer op gaan ruimen in plaats commentaar te leveren op mijn huishoudelijke taken?”

“Mam dat noemen ze feedback” mompel ik net hard genoeg zodat het haar oorschelpen op een subliminaal niveau bereikt. “Maar oké mam, ik val je niet meer lastig. Love you long time.” Ik besluit het gesprek subtiel af te kappen voordat ik mijn moeder op ander inzichten breng met betrekking tot de taakverdeling in dit huishouden. Mijn rol als figurant voelt als gegoten.

Ik loop verward de trap op richting mijn kamer. Wat betreft afwassen heb ik mijn moeder nooit begrepen. Waarom zou je vrijwillig in die grabbelton met broccoliresten en mayonaiseresidu gaan graaien?

Het is alsof je iedere dag weer die Sinterklaas surprise krijgt van je puberende neef, die creatief denkt te zijn door zijn cadeau te begraven onder een kliek spaghetti bolognaise van je tante. Tijdens zo’n avond heb je met relatief weinig moeite steevast die ene lachende oom op je hand. Die ene oom die bedrijfsleider is bij De Dirk in Heusdenhout. Hij vindt het prachtig om te zien dat mensen die gore zooi uit zijn winkel eens een keertje niet door hun strot heen duwen, maar dat het door de spreekwoordelijk maag van zijn neefje geduwd wordt. 

Ik persoonlijk kon er altijd minder de humor van inzien als ik mijn nieuwe sporthorloge uit de stinkende kliekjesbrei van tante Trees moest vissen. Met deze analogie vers in mijn gedachten is het inlevingsvermogen in mijn moeder zojuist twee extra lichtjaren van mij verwijderd.

Afwassen met de hand is vies.

afwas met de hand doen

Althans, dat is wat ik dacht tot ik onlangs aan mijn moeder voorstelde de afwas te doen. Met de hand.

Praktische verlichting

Ik had een aantal dingen aan mijn hoofd. Mijn gedachten moesten verzet worden.

Met enige tegenzin druk ik de stop in de goot. Vervolgens draai ik de warme kraan vol open en pak er een fles afwasmiddel erbij. De royale schuimkraag rijst als een witte suikerspin uit het dampende water. Als ik naar rechts keek zie ik ellende. Links blinkt het natuurstenen aanrechtblad in het licht als de opgepoetste Mazda RX5 van een man in zijn midlifecrisis op zondagochtend.

‘Op hoop van zegen dan maar.’ fluister ik vastberaden en neem de afwasborstel ferm ter hand. 

Als ik goed in mijn vel zit benijd ik mensen met een vaatwasmachine. Ditmaal had ik zin om naast mijn gedachtes ook de vuile afwas te verzetten. De vuile afwas symboliseerde de vuile drab die zich in mijn bovenkamer op had gehoopt. Ik schoof het bestek in één vloeiende beweging door het naar citrus ruikende wolkendek. Mijn gedachten vielen met het bestek mee. Ik land op een fluweelzachte stroom van gedachten.

Mijn gedachtes vloeien door mijn hoofd op de maat van de afwasborstel. Stukje voor stukje borstel ik de gestolde jus en vleesresten van de borden af, totdat het bord net zo wit en glanzend is als het interieur van ons huis. De kleine stukjes broccoli strelen mijn vinger alsof ze me willen laten weten dat ze er voor me zijn. Alsof ze willen zeggen: “I know you are going through a rough time right now. All you need is a piece of vitamin-Me.” Mijn broccoli praat Engels tegen me omdat ze weet dat ik anders deze grap over Vitamine niet kan maken. Mijn broccoli begrijpt me. 

“Afwassen is yoga voor mensen die niet van strakke synthetische broeken houden.”

Binnen de grachtengordel lijkt yoga de enige manier om innerlijke harmonie te vinden en in contact te komen met je vrije geest. Ik heb nooit begrepen dat bij deze zoektocht naar vrijheid een synthetische nauwzittende broek het kledingstuk van voorkeur is. Mensen die op zoek gaan naar balans en rust, en zich vervolgens in een kunststof legging hijsen, zou ik niet serieus nemen. Er zijn eenvoudigere manieren om in contact te komen met jezelf.

Ik kan iedereen met een hoofd vol drab aanraden om die horizontaal scharnierende deur eens dicht te laten. Je plastic broeken mag je ook in je hoogglans IKEA PAX garderobekast laten liggen. Het enige dat je nodig hebt is een aanrecht vol met vieze afwas en een leeg afdruiprek. Ontladen is nog nooit zo praktisch geweest.

Een hoofd vol problemen. Ik zou willen dat ik van ze af was.

Hef de afwasborstel uit zijn schede en begin aan de afwas.

Zwoegend en zwetend schrob ik in het hete water,

Wat ik vandaag niet schoon krijg is een zorg voor later.

Met iedere extra rimpel op mijn hand, lijkt mijn wijsheid toe te nemen 

In een vloeiende schrobbeweging zijn mijn zorgen verdwenen

Zakkenwassers zorgen voor problemen.Vaatwassers nemen ze niet weg

Het is allemaal één pot nat en wie er geen vaatwasser heeft, heeft zogenaamd pech

Maar man oh man, wat hou ik van de afwas. 

 

 

Comments

comments

Laat een antwoord achter